Onze-Lieve-Vrouw van Linkeroever
De kerk van Sint-Anna-ten-Drieën bewaart een traditie van eeuwen christelijke devotie op de plek waar vroeger de veerdienst van het “Vlaams Hoofd” voor de verbinding zorgde tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. De plek was van oudsher een bedevaartsoord waar Sint Anna vereerd werd – vandaar de naam “Sint-Anneke” – , maar in de moderne kerk uit 1970 staat ook een eerbiedwaardig Mariabeeld, dat een grote rol heeft gespeeld in het geloofsleven van een wijk die zich van onooglijk gehucht ontwikkeld heeft tot een volwaardige “nieuwe stad”.
Het beeld was prominent aanwezig in vele processies die hier vroeger langs de Scheldedijken uitgingen. In deze brochure willen wij u fier vertellen over wat er zo bijzonder is aan dit beeld. Het was en is getuige van het lief en leed van zoveel inwoners van “Sint-Anneke”, vroeger en nu...
Maria gaat in de processie, de vaandels worden geheven!
“Sint-Anneke” was tot 1893 een deel van de parochie van Zwijndrecht. Maar dan werd het gehucht een zelfstandige parochie. De pastoor, Emiel Janssens, begint met plannen voor een volwaardige parochiekerk. En in 1893 ging ook de eerste processie van de nieuwe parochie uit op 28 mei.
Een hele bedoening was het als Maria de processie leidde op de Linkeroever. Opgesmukt werd ze met haar beste juwelen, haar mantel toonde zich in al zijn glorie, de processievaandels getuigden van het trouwe geloof van haar parochianen.
Wanneer het processiebeeld of de mantel ervan werd aangekocht of vervaardigd, is niet duidelijk. Mogelijk was het 25-jarig bestaan van het Genootschap van de Heilige en Onbevlekte Maagd in 1893, de aanleiding. Dankzij vele weldoeners en de onvermoeibare zorgen van juffrouw Eugenie Janssens, de zus van de pastoor, worden de processies van de Sint-Annaparochie tot de merkwaardigste van het Waasland gerekend.
De kroonjuwelen van Onze-Lieve-Vrouw
Gewoonlijk dragen Maria en haar Kind “door-de-weekse” kronen, uit eenvoudig materiaal. Behalve dat eenvoudig stel attributen heeft het beeld voor feestelijke dagen ook een stel verguld zilveren kroontjes, voorzien van échte edelstenen, die goed beveiligd opgeborgen zijn. Beide kronen zijn in vuurverguld zilver, doré au feu, een oude techniek waarbij een oplossing van fijn goudpoeder in kwik op de zilveren ondergrond wordt opbracht. Daarna werd het object met vuur sterk verhit, zodat het kwik verdampte en het goud neersloeg op het zilver. De techniek was gevaarlijk, omdat kwikdamp een zwaar vergif is. Daarom werd ze rond 1830 verboden.
Ook de erin geplaatste edelstenen zijn allemaal echt. Op Maria’s kroon vinden wij op de onderste rij: blauwe saffiertjes en diamanten; op de tweede rij: in het midden een ring met een opaal omkranst met diamanten roosjes, links van de opaal: een amethist, links daarvan een granaat, bolrond gepolijst in cabochon-vorm; op de derde rij: opnieuw blauwe saffiertjes en diamanten. Het lint of ruban rond de palmetten op de vierde rij is bezet met saffier en diamanten. De roosjes zijn gevormd uit granaat en pareltjes. Op de palmetten: 3 saffieren en 8 roosjes met diamanten en een peervormige amethist. De uiteinden van de palmetten zijn bezet met natuurpareltjes in kruisvorm.
Ook op Jezus’ kroontje, een koningskroon, vinden wij: diamant, saffier, pareltjes, granaat. In de top een rijksappeltje met kruis, met in het midden een saffier omgeven door robijnen en pareltjes
Wanneer en door wie werden deze kroonjuwelen gemaakt? Er zijn geen merktekens of naam van de maker aangebracht. We vinden die wel op het sierlijke kistje waarin ze worden bewaard. Op het lint is vaag te onderscheiden: “Maison Emile Anthony & Wolfers Frères s.a., 25 Place de Meir, Anvers”. Deze juwelierszaak ontstond uit een associatie tussen de Antwerpse juweliersfamilie Anthony, en de Brusselse juweliers Wolfers, die in de ontwikkeling van de Art Nouveau een belangrijke rol speelden rond 1900.
Als wij, omwille van het vuurvergulden, er vanuit gaan dat de kroonjuwelen al voor 1830 werden gemaakt, dan zijn zij mogelijk nog het werk van de Antwerpse juwelier Jean Michel Anthony (1788-1862), de vader van Emile Anthony, die van 1826 tot ongeveer 1860 actief was ‘in den Pelgrim’, nabij de Grote Markt.
De mantel van Maria
Op oude afbeeldingen, foto's uit 1898, is te zien dat de mantel van het processiebeeld van Onze-Lieve-Vrouw nog een koorkap had. In zijn huidige vorm is die verdwenen. Wel heeft de mantel nog steeds de rand in echt hermelijnbont. Ook de geborduurde bloemen in zwaar goudbrokaat, de banderollen en de medaillons zijn nog steeds dezelfde als destijds als in 1898.
Elke bloem is voorzien van een banderol waarop, zwart op wit, negen Mariale deugden worden genoemd. Elke deugd heeft haar specifieke symbool : de zuiverheid is een lelie, de nederigheid een violet, het geloof is een palmtak, de godvruchtigheid een keizerskroon, de gehoorzaamheid een zonnebloem, de armoede een granaatappelbloem, de verduldigheid is voorgesteld als een roos, de liefde als een tulp, en de droefheid als een passiebloem: negen bloemen of symbolen dus in totaal.
De symbolen op de mantel van de Lieve-Vrouw op Linkeroever zijn dezelfde als die van de St.-Joriskerk in Antwerpen en de Sint-Fredeganduskerk in Deurne. Die hebben een praalmantel met 10 bloemenmedaillons. Om onbekende reden ontbreekt bij ons de deugd van de voorzichtigheid.
De neogotische processievaandels
In de processie werden ook vaandels rondgedragen, waarvan er een tiental in onze parochie bewaard zijn. Minstens drie van onze processievaandels hebben borduurwerk dat duidelijk van dezelfde aard is als dat van de mantel van het Maria-processiebeeld. Zij zijn gelinkt aan de congregaties en broederschappen in onze kerk en aan onze parochiale heiligen.
Wij weten niet wie deze vaandels heeft besteld of wie er de borduurder van was. Op geen enkel ervan werd het merkteken van de maker aangebracht. Uit onderzoek blijkt wel dat alle vaandels van dit neogotische type dateren uit de 2de helft van de 19de eeuw. Vergelijkbare vaandels worden beschreven in de inventaris van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Als de vervaardiger vermeld wordt, is dat het Atelier Grossé in Brugge. Het is dus goed mogelijk dat ook onze vaandels uit dit atelier komen.
Het vaandel van de Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw
De Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw, opgericht op 15 augustus 1858, is zeker de oudste van onze parochie. Het vaandel met bovenaan het opschrift “Congregatie van O.-L.-Vrouw” is van rond 1900 en heeft een geborduurde voorstelling van Maria met het kind Jezus op de arm en op de middelste slip een Maria-monogram. Op een banderol staat de tekst: “een kind van Maria zal nooit verloren gaan” en de aanduiding “H. Bern”. Dit verwijst waarschijnlijk naar Bernardus van Clairvaux. Hij speelde een leidende rol in de ontwikkeling van de cultus van de Heilige Maagd, maar of deze tekst van hem is, staat niet vast. De uitspraak wordt ook in de mond gelegd van de zalige priester Edward Poppe van Temse.
Het vaandel van het Broederschap van het Heilig Hart van Jezus
Ook het processievaandel met opschrift “Broederschap van het H. Hart van Jezus” dateert van ca. 1900. Het vaandel toont een geborduurde Christus wijzend op zijn Hart. Onderaan op de middelste slip is een Paaslam geborduurd en er is een banderol met de tekst “ziehier het Hart dat de menschen zozeer heeft bemind”. Het opschrift verwijst naar de heilige Margareta-Maria Alacoque . Zij werd in 1864 zalig verklaard en in 1920 heilig.
Het vaandel van de Confrérie van de H. Moeder Anna
Op het processievaandel prijkt een geborduurde voorstelling van Maria als kind tussen de parochieheiligen Anna en Joachim en in de middelste slip een banderol met de tekst: “H. Anna H. Joachim H. Maria B.V.O.”
Dit is het vaandel van de “Broederschap van de Heilige Anna en den Heilige Joachim in de kerk der Heilige Anna”, opgericht onder het bestuur van pastoor Emiel Janssens. De toevoeging van de Heilige Joachim als tweede patroonheilige van de parochie houdt waarschijnlijk verband met de bouw (1903) van de nieuwe kerk. Paus Leo XIII (1810-1903) heette met zijn doopnaam Joachim. Aan die heilige Joachim was een altaar gewijd in de nieuwe kerk, en pastoor Janssens beschouwde het als een uitzonderlijke eer dat de paus voor het altaar van zijn patroon een zilveren gedenkpenning had geschonken.
De processie is niet van gisteren.
Een processie zou je kunnen omschrijven als “met het geloof naar buiten komen”. In het Christendom gaat deze traditie waarschijnlijk terug tot het ontstaan van de “kruisdagen”, de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag, rond 470. Dan smeekte men tijdens een processie om zegen over de vruchten van de aarde en om bescherming tegen allerlei rampen. Later ontstonden verschillende soorten processies: om patroonheiligen en bepaalde kerkelijke feestdagen te vieren, of om belangrijke lokale gebeurtenissen te herdenken. Ook voor-christelijke gebruiken werden “herdoopt”, zoals de paardenprocessie van Hakendover, die waarschijnlijk de voortzetting is van een heidense vruchtbaarheidsritus.
De processie was in de loop der eeuwen dikwijls een signaal dat de Kerk haar plaats in het openbare leven opeiste of verdedigde. Ze kreeg dan ook tegenwind van de overheden: zo verbood Jozef II de processies, en gedurende de 19de eeuw waren processies in Nederland verboden in protestantse provincies.
Twee wijd verbreide vormen van processie zijn de sacramentsprocessie en de Mariaprocessie. De populariteit van de sacramentsprocessie hangt samen met de afkondiging in 1215 van het dogma van de werkelijke aanwezigheid van Christus in het brood en de wijn van de eucharistie. Vanaf de Contra-Reformatie werd de sacramentsprocessie een “statement” tegen de protestanten, die dit dogma verwierpen. De Mariaprocessie ontwikkelde zich uit de Mariaverering in de Middeleeuwen. In Antwerpen was de Mariaprocessie het hoogtepunt van het patroonsfeest van de kathedraal op 15 augustus. In augustus 1399 ging de eerste officiële stedelijke Mariaprocessie in Antwerpen uit.
Zoals bij alle processies, ging er ook op Linkeroever veel voorbereiding en stress aan vooraf. Wit zand werd verkocht om de straat een mooi uitzicht te geven, de gevels werden versierd, kruisen en kandelaars voor het raam gezet, bloemblaadjes gestrooid, kinderen wedijverden om als engeltje of Sint-Janneke te mogen opstappen, de maagdekes van het pensionaat oefenden vrome liederen, de gendarmerie en de fanfare repeteerden uren en dagen. Ook de soldaten van het “fort van het Vlaams Hoofd”, dat vlakbij lag, lieten zich niet onbetuigd. Een krantenverslag vermeldt “een welgesmaakt zandtapijt gemaakt door enkele soldaten van het korps der pontonniers; het verbeeldt het H. Sacrament, door twee engelen aanbeden”.
Maar de gelovigen van Sint-Anneke waren niet zonder zonden: elk jaar stuurde de gemeente Zwijndrecht extra hulp-agenten naar Vlaams Hoofd. Er was af en toe een incident tussen soldaten en burgers die lichtjes boven hun theewater waren...
Nu ja, ook toen zal er wel een café in de buurt van de kerk gelegen hebben en een processie kon resulteren in een droge keel, zeker als er stevig gezongen was… maar voor alle zonden was er vergeving, en datzelfde krantenverslag kon dan ook besluiten: “Wie heeft er ons gezegd dat op Sint-Anneke geen godsdienstiever meer was; dat de bewoners van dit gehucht van Zwijndrecht, zolang reeds overgelaten aan een toestand, die velen belette de zondagsmis bij te wonen, onverschillig geworden waren aan de plichten jegens God en Kerk? Gisteren hebben wij het tegendeel kunnen vaststellen, want nooit zagen wij meer bewijs leveren van liefde voor de godsdienst dan wel door die brave bevolking van St-Anna”.
Arm en rijk in de processie van Sint Anneke...
De deugd van armoede...
Al wie zich de film Daens van Stijn Coninx herinnert, weet wat het einde van de 19de eeuw betekende voor veel mensen. Fabrieken, stoommachines, honger, beluiken, karige lonen, armoede… Ondernemers bouwden nieuwe fabrieken en namen het met de arbeidsomstandigheden niet zo nauw. Ze wisten zich verzekerd van de steun van de Kerk in een strijd tegen “luiheid”, zedenverwildering en socialisme.
Het Aalst van Daens was het Antwerpen wel niet van het einde van de 19de eeuw. Antwerpen werd opnieuw een wereldhaven, er waren wereldtentoonstellingen, er werden kades en hangars gebouwd en riante boulevards aangelegd met indrukwekkende gebouwen. En ook hier leefden rijke burgers die zich meer konden permitteren dan gewone stervelingen. Ze volgden de nieuwe mode: neogotiek, neorenaissance of Art Nouveau, in gebouwen, kleding of juwelen. Die kocht men o.a.bij Emile Anthony & Wolfers Frères op de Meir, een juwelier bij wie ook de kroonjuwelen van het Mariabeeld van Sint- Anna-ten-Drieën besteld werden.
Gans anders was het leven van de arbeiders. De meesten vonden werk in kleine ateliers of in de haven: in 1896 had Antwerpen als grote bedrijven enkel ‘den Bell’ en de scheepswerf Cockerill. Vele arbeiders woonden ver buiten de stad en werden per dag aangeworven. Een gemiddelde arbeidsdag telde 10 tot 12 uur, vrouwen- en kinderarbeid was de regel, het loon werd dikwijls uitbetaald in natura of was te besteden in de winkels van de baas. Geen vakbonden, geen recht op staken, geen wettelijke arbeidsuren, geen minimumlonen. Tegen armoede en honger kenden kerk en ondernemer geen betere remedie dan liefdadigheid en het zich ‘schikken’ in zijn lot. Op de mantel van het Onze-Lieve-Vrouwebeeld staan als na te volgen deugden: zuiverheid, nederigheid, geloof, godvruchtigheid, gehoorzaamheid, verduldigheid, liefde, droefheid en ... armoede…
Het Vlaams Hoofd was toen een dorp van 800 inwoners en 300 militairen. Maar er passeerde daar veel volk: in het spoorwegstation kwamen in 1899 om en bij het miljoen reizigers per jaar aan, het veer bracht 1.140.000 reizigers, 35.000 paarden en 55.000 voertuigen over de Schelde. En bij het stadsvolk van de rechteroever was “Sint Anneke” ook toen al een geliefkoosd doel voor een dagje uit.
Veel volk brengt veel drukte en vertier. En wellicht betekende dat in de ogen van de geestelijkheid: vrijdenkerij, onverschilligheid, zedeloosheid, liberalisme, de kwalen van de moderne tijd. In reactie op deze kwalijke tijdsgeest groeide het “katholieke reveil”. Gegoede katholieken werden gemobiliseerd om de bouw van kerken en scholen te financieren. De Kerk stimuleerde bedevaarten en processies, nieuwe broederschappen en congregaties werden opgericht. Zo zouden de vaders en de moeders op het juiste pad blijven en werd de mens vanaf de geboorte tot het overlijden behoed voor de ondeugd van opstandigheid. En zo kon de samenleving op het juiste spoor gezet worden dat leidde naar het ware geloof.
… en de goede werken van mecenassen
Die gegoede katholieken hebben ook op Linkeroever de kerk en het parochieleven gesteund. En de plaatselijke clerus wist wel waar het geld te vinden was. Zo heeft dienstdoend pastoor Hanegraeff, actief in Sint-Anneke toen dat nog geen zelfstandige parochie was, de oude kapel in 1878 van de ondergang gered, dankzij de bemiddeling van zijn nicht Mathilde van den Abeele. Als Sint-Anneke in 1893 een zelfstandige parochie wordt, vindt de jonge pastoor Emiel Janssens vooreerst steun bij zijn zus, juffrouw Eugenie Janssens. Zij heeft een flink steentje bijgedragen om de processie meer uitstraling te geven.
En er kon gerekend worden op hulp van graaf Florimond de Brouckhoven de Bergeyck, Belgisch senator, die de gronden ter beschikking stelde waarop de pastorij en de voorlopige kerk gebouwd werden. Als in 1893 een tombola wordt georganiseerd voor het bekostigen van de nieuwe kerk, wordt een comité opgericht met verschillende welgestelde families. De erevoorzitter is de dochter van graaf Florimond, jonkvrouw gravin Marie de Brouchoven de Bergeyck, getrouwd met burggraaf Georges Vilain XIIII, later senator en burgemeester van Bazel. Secretaris is juffrouw Mathilde Van den Abeele, nicht van voormalig pastoor Hanegraeff. Worden ook vermeld: mevrouw Van den Bosch, mevrouw Pauline Osy de Zegwaart, echtgenote van Alphonse Ullens de Schooten, en mevrouw Josépha Meeus, dochter van industrieel en katholiek volksvertegenwoordiger Eugène Meeus, en echtgenote van de Antwerpse bankier Aloïs van de Put. Van de Put beheerde samen de families Cogels en Osy het grootste deel van het huidige Zurenborg in Antwerpen. Van de Put beheerde ook een bank, gevestigd op Place de Meir 23. Op datzelfde adres zetelde eveneens graaf de Brouckhoven de Bergeyck, als vertegenwoordiger van de bank Crédit Anversois. Het is in ditzelfde monumentale hoekhuis aan de Meir 23-25 dat zich het gerenommeerd juweliershuis Emile Anthony & Wolfers Frères vestigde. En bij die juweliers werden blijkbaar de kroonjuwelen van Onze-Lieve-Vrouw van de Linkeroever aangekocht...
Een afscheidsgroet…
Beste bezoeker, we hopen dat u aan uw bezoek een goede herinnering bewaart. Wie weet ontmoeten we elkaar nog eens bij een viering, een concert, een tentoonstelling, of als u nog eens binnen springt. Voor ons zal dat in elk geval een waar genoegen zijn.
Waar u van hier ook heengaat: het ga u goed!
Bronnen
Werner Adriaenssens, Raf Steel, De Wolfers dynastie, uitgeverij Pandora, 2006.
Heemkundige Kring Zwijndrecht Burcht, webpublicatie:
Cora Heitman, De Antwerpse goudsmid Emile Anthony en zijn “Bijoux Anthony” (1885-1897), masterproef 2009-2010.
Frans Lauwers Oud Sint Anneke herleeft. Orteliusfonds. Uitgeverij MIM, Deurne-Antwerpen 1983.
Mandy Nauwelaerts, 'Dromen van vernieuwing (1885-1900)' in Het Groot Geschiedenisboek van Antwerpen, Antwerpen, 2010.
Emiel Van Peel, Emiel, 100 jaar parochie HH. Anna en Joachim. Antwerpen Linkeroever 1893 – 1993. Uitgev. Parochie H. Anna & H. Joachim, Antwerpen L. O. 1994.